Beheer

Verschralingsbeheer bij graslanden

Geschreven door Emmanuel Heylen

24 juni 2024

Het omvormen van soortenarme en uniforme graslanden (waaronder ook de standaard gazonmat in de Vlaamse tuinen behoort) naar gevarieerde en kruidenrijke graslanden staat de laatste tijd volop in de belangstelling. Graslanden die veel bemest worden zijn voedselrijk en de biodiversiteit hierin is zeer laag. Zolang de invloed van bemesting overheerst, bestaat de begroeiing (los van de grondsoort en de vochttoestand) uit een aantal algemene grassen en kruiden.

Vanaf dat de voedingstoestand van de bodem lager wordt, kan een gevarieerd bloemrijk grasland met minder algemene plantensoorten en de bijhorende variatie aan dieren zoals vlinders en insecten tot stand komen. Met andere woorden, de biodiversiteit wordt op die manier enorm verbeterd. De kruiden die in het bloemrijk grasland verschijnen zijn normaal gezien gebiedskarakteristiek. Indien er geen beheer gebeurt, dan ontstaat er verruiging die evolueert naar een bos. (Dergelijke evolutie wordt ook successie genoemd.

Maaibeheer is het sleutelwoord

Wanneer graslanden op het juiste moment worden gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd, dan kan men de grasmat verschralen (en dus de bodem armer maken). Het komt er op neer dat de hoeveelheid voeding die nodig is voor de groei van de vegetatie vermindert zodat de groei van overheersende grassen afneemt en andere planten zich kunnen vestigen. Dit noemt men verschralingsbeheer.

Als dit beheer een aantal jaren wordt toegepast dan veranderen grasvelden van uitzicht en van soortensamenstelling. Het kan voorkomen dat er geen voldoende aanwezige zaadbank van kruidachtige planten aanwezig is in de bodem. In dat geval zal het maaien en afvoeren weinig resultaat opleveren en zal het ook niet kruidenrijk worden. Inzaaien of hooi dat zaden bevat van een ander bloemrijk grasland aanbrengen zijn dan aan te raden. De grond wordt dan eerst goed kaal gemaakt zodat er voldoende licht, ruimte en tijd is om de kruiden tot ontwikkeling te laten komen.

Op zeer voedselrijke bodems, zoals voordien zwaar bemeste graslanden, kan het vele jaren duren (3 tot 20 jaar en zelfs langer) voordat het verschralingsbeheer effectief is.

De dominantie van de aanwezige grassen wordt meestal als leidraad gebruikt om het tijdstip en de frequentie van het maairegime te bepalen. Daarvoor zijn de verschillende ontwikkelingsstadiums van graslanden gevat in graslandfasen, die gaan van 0 tot, en die worden gebruikt als handvat bij graslandbeheer.

Meestal wordt er op het moment dat de dominante grassen of kruiden in bloei komen of hoog staan twee tot drie keer per seizoen gemaaid en afgevoerd.Eén- en tweejarige kruiden zijn kwetsbaar en zullen bij dit beheer verdwijnen.

Verschralingsbeheer is de voorloper van botanisch beheer, dat dan weer gericht is op het behouden van de aanwezige vegetatie. Als deze voldoende aanwezig is dan ontstaat er voldoende ruimte voor ecologisch beheer, om bepaalde diersoorten een beter leefgebied te geven.